zondag 25 april 2010

Zwanger van de regen

Ik zit in mijn raam en kijk uit over het landgoed dat mij omringt. De lucht is vol. Zwaar en warm. Alsof het zo gaat regenen. De rode beuk, met zijn nog doorzichtige bladeren, staat in een bijna onzichtbare mist. De witte bloesems van de krentenboom hangen zwaar. De lucht is zwanger van regen.

Dat brengt mij in een flits naar India. Ik zie Ajay weer zitten op dat dakterras in Lucknow, terwijl wij, zoekende reizigers, aan zijn voeten zitten. Hij praat over de verlichting. Hij zoekt naar de juiste Engelse woorden om iets uit zijn Sanskriet tekst te vertalen.
'Entlightentment is here the way the monsoon hangs in the air in May, like eh, mmm..'
'We say than: the air is pregnant of rain,' zegt een van de Engelstalige reizigers.
'Yes, pregnant!' Ajay lacht breeduit. 'We are all the time pregnant of enlightentment.'

Ik liep vanmiddag door het bos. Heel traag en langzaam. Ik wiegde als een drachtig dier. Heupenwiegend, loom, sensueel. Ik bevruchtte de aarde met mijn stappen en de aarde bevruchtte mij. Ik was zwanger, heel even voelde ik het in heel mijn vrouw-zijn, van alle vrouwen die ik ben en kan worden. Van de moeder, maar ook van de niet-moeder. Van de schrijfster, de reizigster en de thuisblijfster. En van mijn eigen ontwaking.
Het is er al. En toch niet. Ergens daar tussen in leef ik.

Een onverwacht koud briesje steekt op. Ze kondigt een weersomslag aan. Loom. Alle tijd. Ik wacht. Hier in de vensterbank. Zwanger van de regen.

donderdag 22 april 2010

Drijven en landen

Ik heb net gezwommen. Nu zit ik met zware benen achter mijn bureau. Na het drijven in water voel ik altijd zo duidelijk hoe de zwaartekracht aan me trekt. Een loodrechte kracht die me het hier en nu intrekt. Achter dit bureau, in mijn atelier.
Ik voel de koude vloer onder mijn voeten. Ik draag door mijn moeder gebreide sokken. Een lichte geur van chloor hangt nog om mijn huid. Nat krullend haar.
Buiten is het af en toe zonnig. Dan weer bewolkt. Nog steeds brandt het electrische kacheltje naast mijn werkplek. En net heb ik op de electrische deken op mijn bankje gemediteerd. Binnen blijft het winter.
Dit is mijn laatste, koude, lente in deze wonder-word-winkel aan het Herderplein. Per 28 juni moet ik er uit. Dan ga ik weer drijven.

Als iemand een goede plek weet waar deze wonderwoordenwinkel opnieuw kan landen, laat het me weten!

vrijdag 16 april 2010

Woorden aan de hemel

Gisteravond zat ik hier, net als nu, aan tafel te schrijven. Ik keek uit op de west. De zon ging opvallend roze onder. Mijn woordenstroom viel even stil.

De volgende ochtend vroeg, schreef ik aan mijn kleine tafeltje met uitkijk op de zuid. Het licht in de tuin was vreemd, een beetje zilverachtig. Alles lichtte wit op. Vooral de berkenblaadjes. Bijna alsof de maan, in plaats van de zon, opkwam.

Wat is er toch aan de hand? schreef ik op.

Later, aan de keukentafel, las ik de krant en begreep ik dat de hele lucht vol vulkaanas zat. Een helder schrijversoog vangt dus zelfs miniscule luchtdeeltjes op.

Ik lette er de rest van de dag op. De lucht voelde onverwacht koud aan, het was grijzig. Vanavond ging de zon raar paars onder. Kil. Niet warm zoals normaal.

En nu zit ik weer aan mijn tafel met uitkijk op de westelijke blauwe nachthemel. En als ik nu opkijk zie ik, door de zwarte contouren van van de bomen voor mijn raam, het eerste dunne schijfje maan. Met daaronder een fonkelende Venus.
Mijn geschrijf valt stil. De woorden aan de hemel nemen het over.

dinsdag 13 april 2010

Aan de kantlijn

Vanachter de roze klamboe voor mijn etalage kijk ik uit over het Herderplein. Herder was een Duitse dichter en schrijver uit de 18e eeuw. Nu rent er op het plein dat naar hem vernoemd is, een klein Marrokaans meisje in een fluoricerend roze jurkje achter haar opa aan. Op een bankje zitten vier vrouwen met hoofddoeken op en kinderwagens voor zich. Herder was een inspirator voor de verdedigers van de multiculturele samenlevening. Hij past hier goed in de 21e eeuw.

Gisteren heb ik een citaat van Herder op het raam geplakt. 'Zonder inspiratie slapen de beste krachten van de geest.' Van binnenuit lees ik het in spiegelbeeld. tseeg.

Hier in mijn atelier kan ik ongeneerd naar buiten kijken, terwijl niemand mij achter de roze klamboe ziet zitten. Dat is af en toe een prettige relatie met de buitenwereld. Dat je er wel mee in contact staat, maar dat je er niet echt in staat.

De eerste dagen dat ik hier zat, nu ongeveer anderhalf jaar terug, schreef ik dan ook vaak over het zitten aan de kantlijn van het leven.
Ondertussen heb ik dat op mijn muur geschilderd. 'Schrijf aan de kantlijn van jezelf.'

Waarschijnlijk moet ik hier binnenkort weg. Ik ga daardoor weer met andere ogen kijken. Dingen waar ik al lang aan gewend was, zie ik weer. Mijn eigen mintblauwe muren bijvoorbeeld. Toch mooi. Het beeld van de naakte vrouw op het plein. Bomen die opnieuw bladeren krijgen.

Ik begin weer te wortelen. Achter dit bureau. In mijn atelier. Aan de kantlijn van het multiculturele leven in de 21e eeuw, met een dichtende Duitser uit de 18e eeuw die over ons hoedt.

'Zonder inspiratie slapen de beste krachten van de geest.' Hier worden ze wakker.
.tseeg ed nav nethcark etseb eD

maandag 12 april 2010

Gestrand

Ik ben op de vaste wal gestrand.

Aankomen lukte meteen al niet. De trein die me naar Utrecht zou brengen, stopte in Hilversum. Daar zat ik, op mijn rugzak, met nog korrels zand in mijn nek en een gloeiend hoofd van de zon. Gestrand op het asfalt.

Gelukkig werd ik gejut, door een timmerman met vissershanden.
Hij zette mij op een terras. Ik dronk een witbiertje. Het verkeer ruiste voorbij. Met de ogen dicht, deed ik alsof het de brandig was.

Ik schrok op.
'Zei je wat?' vroeg ik aan mijn jutter
'Nee,' zei hij.
'Oh, ik zweerde dat ik je hoorde zingen,' mompelde ik teleurgesteld.
Love me tender. Love me sweet.

Het 'hier en nu' wilde maar niet komen. Er was slechts 'daar en toen'.

vrijdag 9 april 2010

Love me tender

Een stukje Terschellinger 'Hier en Nu'.

Op het terras van het Heart Break Hotel, de strandtent bij Oosterend, die zichzelf ook wel aanprijst met de leus "De laatste koffie voor Ameland."
Het is zonnig. Het strand leeg, op een vrouw, een jongen en een hond na. Het zand is tropisch wit.
Ik bestel de salade geitenkaas met de naam 'Love me tender' en een witte wijn, ook al is het nog maar twaalf uur. Als de serveerster naar binnen loopt, hoor ik een aantal flarden van Elvis-muziek naar buiten waaien.

Opeens moet ik denken aan die jongen waarmee ik, heel lang geleden, in een donkere discotheek in Franeker heb staan zoenen. Ik kan me niets van hem herinneren - naamloze, gezichtsloze flard herinnering- maar wel de liefdesbrieven die hij me daarna stuurde. Die bestonden volledig uit de songteksten van Elvis. 'Love me tender, love me sweet,' schreef hij met hanenpoten.

De houten strandtent is lichtgeel geschilderd, de deuren babyblauw en de kozijnen zachtroze. Het is rustig. In de hoek alleen een groepje Duitse mannen met grijze ringbaarden en verbrande kale koppen. Ze bestellen een Burning Love Burger.

Ik sluit mijn ogen. Meeuwengekrijs. Zon. De branding ruist gestaag. Ik heb zijn brieven nooit beantwoord. Maar liet ze wel aan al mijn vriendinnen lezen.

Ik open mijn ogen. De dagsoep is mosterdsoep. De aanbieding: koffie met een appelmeisje voor 2,95 euro. Het seizoensbier Lentebock, aangeprezen naast de snert met bargekop. De vrouw, de jongen en de hond verlaten het strand weer.

Ik zak weer weg in de zon die me overspoelt. Elvis en de branding ruizen. Love you tender, love you sweet. Deze keer antwoord ik wel. Zwijgend. Aanwezig. JA JA JA.

donderdag 8 april 2010

Skylge myn lantse

Een week later. Ik ben volledig ge(ei)land. Ik zit nu op het kleine binnenplaatsje achter het huis van mijn ouders. De zon schijnt. Een hond blaft in de verte. Blauwe druifjes bloeien.

Het is mijn eerste vrije dag na zes dagen lesgeven. Die lessen hebben ervoor gezorgd dat ik echt op dit eiland ben geland.

Met de cursus "Woorden jutten aan zee" waren met we met de groep naar het Middeleeuwse kerkje in Hoorn gegaan. Op de omringende begraafplaats staan graven met tekeningen van het eiland erop en teksten als 'Schylge myn lantse'. De doden refereren naar hun eiland, als ware het hun heiland.
Het ontroerde mij. De plek waar deze mensen hadden geleefd was niet alleen maar locatie. Geen dode grond. Zij waren onderdeel van het eiland. Wortels in de grond.

Tijdens de workshop aan de 'Vrouwen van Nu' een paar dagen later beging ik de fout om ze de opdracht te geven om over het verhaal achter hun naam te schrijven. De Trijntjes en Neekes bleken banden te hebben met Trijntjes en Neekes van eeuwen terug. Als ik het niet op tijd had afgekapt, hadden ze daar de hele avond over door kunnen praten. Wortels in de tijd.

Gisteren gaf ik les aan de dichtclub. Zij zijn al meer dan twintig jaar bij elkaar. En dat voel je. De woonkamer in de boerderij van 1939 midden in de weilanden, voelde als een veilige haven waar oprechte gedichten geboren konden worden.
Dat zijn ook wortels. Het is geen vluchtige verband deze groep. De leden vormen een echte cirkel.

Ik was even vergeten hoe dat voelt. Om te voelen hoe verbonden je kan zijn. Met je grond, met je verleden, met de mensen om je heen. Hier op Terschelling kan je nergens anders zijn dan op Terschelling. Al mijn schrijfoefeningen waren dan ook doordrenkt van het eilandgevoel. Ik schreef met diepzeekaarten en over gejutte voorwerpen.
En Terschelling bemoeide zich met alle teksten. Schrijven op dit eiland is anders dan schrijven in de stad. Elk geschreven woord was doordrenkt van het zoute water dat ons hier omringt.

donderdag 1 april 2010

Achteruit reizen

De maan was vol op dinsdag. Een nieuwe maand is vandaag begonnen. Tijd voor het nieuwe blog thema. Deze maand: hier en nu.
Hier en nu? Ja, mijn geest kan even nergens anders heen gaan. Ik dacht aan grote thema's als vrijheid en tussenfases. Maar dat is het niet. Het is hier en nu. Gewoon daar waar ik elke dag ben, en nergens anders.

Nu zit ik in de trein, op weg naar Terschelling. Maar ik reis achteruit en kijk richting het zuiden. Ik zie nog steeds het beeld van mijn lief op het perron. Heb nog het gevoel van het haasten om de trein te halen. Ik ben half hier.
Ik rijd ergens tussen Amersfoort en Zwolle. De lucht is bewolkt en de wegen zijn nat. De bomen kaal, de akkers ook. Hier en daar staat een huisje langs het spoor. Geen mensen. Geen geuren ook. Buiten zal het vruchtbaar ruiken. Naar pasgevallen regen in een naaldbos.
Ik heb een tweezitje voor mezelf. Een thermoskan thee. Mijn kleine laptop. Een overvolle en loodzware rugzak met onderin de nieuwe versie van de diepzee-schrijfkaarten. Ik ga de komende week drie cursussen op Terschelling geven. Maar Terschelling voelt nog ver weg.
De zee ligt achter mij. Ik reis er met mijn rug naar toe. Ik kom toch wel dichterbij. Dag kraan, dag IJssel, dag snelweg, dag lente die maar niet wil komen. Waar ik heen ga, ligt achter mij. Geulen, duinen, woorden en nieuwe mensen.