dinsdag 3 september 2013

De achterdeur vinden


Poortwachters
Als we gaan schrijven of mediteren proberen we vaak via de voordeur naar binnen te gaan. We staan recht voor onze eigen voordeur en zeggen: ik wil inspiratie, ik wil rust, ik wil contact met mijn eigen binnenwereld, ik wil er graag in. We bellen aan bij onszelf, bij die strakke voordeur, met ons eigen naamplaatje. Strakke geraniums in bakken, een schoongeveegd stoepje.
Degene die opendoet is een poortwachter. Daarvan zijn er heel veel verschillende versies. De strenge criticus is een bekende. ‘Jij schrijven?’ zegt hij honend. ‘Maak me niet aan het lachen, ik weet toch dat je niet creatief bent?’
Soms doet ook de onzekere open. ’Schrijven, schrijven, nee ik denk dat je bij het verkeerde huis bent, daarvoor hebben wij geen talent in huis.’
Zo staan we daar op de drempel. Overrompeld door al die stemmen die in ons wakker worden als we verbinding met onszelf gaan maken.

Omgaan met poortwachters
En wat doe je dan? Ik heb verschillende dingen uitgeprobeerd.
Ik heb geprobeerd om die voordeur in te trappen, door toch te gaan schrijven, wat die stemmen ook zeiden. Maar erg ontspannen was ik niet. Met gebalde vuisten probeerde ik de poortwachters te bewijzen dat wat ik schreef, goed was, en dat ik verdomme het recht had om naar binnen te gaan.
Doodmoe werd ik ervan.
Ik heb geprobeerd om met ze in discussie te gaan. Maar ook al kan ik vrij goed rederenen en beargumenteren, deze stemmen zijn altijd sterker. Het is hun taak om het burcht te verdedigen tegen onveilige, ongewone invloeden en een pen, die alles eens nauwkeurig wil onderzoeken wat daar binnen gebeurt, wordt als uitermate onveilig ervaren.
Ik heb geduld geprobeerd, eindeloos mediterend op die stoep gezeten om te wachten tot die stemmen mij zouden vergeten. Ik kwam een beetje naar binnen met dit geduld. Maar verder dan de onpersoonlijke hal, met een kapstop met wat jassen, een paar schoenen eronder, en wat familiekiekjes aan de muur kwam ik niet. Als ik dan de woonkamer in probeerde te komen, begon iedereen weer te gillen.

Opgeven en de achterdeur vinden
Ik heb het een tijdje opgegeven. Met mediteren en met schrijven. Ik stopte met mijn journalistieke werk, moe van het gevecht om een goede schrijver te zijn. Ik stopte met de strenge retraites en het uit mijn hoofd leren van de tig wegen naar verlichting.

In dit luchtledige ontmoette ik twee nieuwe leraressen. Mijn meditatie-lerares Jaya die me aanmoedigde om te gaan liggen, te gaan ontspannen, om het gevecht met mezelf op te geven en te zien wat er dan gebeurde.
En ik ontmoette Natalie Goldberg via haar boek Wild Mind. Natalie Goldberg schrijft in haar boek over de wilde geest, waarin we luisteren naar onze eerste gedachten, naar die eerste rauwe ingevingen, en niet zozeer naar de tweede en derde en vierde gedachten. En die rauwe impulsen zijn wild. Zijn niet netjes gerangschikt in rijtjes. Zijn geen netjes aangelegde voortuinen, maar zijn overwoekerde achtertuinen. Met rommel in de tuin. Verroeste tafels, kapot speelgoed, halve herinneringen, niet helemaal kloppende anekdotes, vage voorgevoelens, en tegenstrijdige gedachten. Het is ons oerbrein, dat zich aan de achter/onderkant van ons hoofd bevindt. Onze oeringang. Al mediterend en schrijvend bracht ik steeds meer tijd door bij deze plek.

Ik vond mijn achterdeur, vooral door het schrijven en mediteren iets minder serieus te nemen. Door plezier en ontspanning toe te laten. Om niet langer te vechten met de poortwachters, maar op mijn rug te liggen en naar de dansende boomblaadjes te kijken. Door geen goed boek te willen schrijven, maar losse tien minuten opdrachten te doen met verrassende resultaten. Niet altijd goed, maar wel authentiek en echt.

De achterdeur is echter niet altijd makkelijk te vinden. Achterdeuren zijn alleen voor vrienden, je moet de weg kennen om ze te vinden. Ze lijken een beetje op de toegang van Lou Souleil. Een gietijzeren deur in een stenen muur, waarvan je niet eens zou vermoeden dat er een huis achter schuilgaat. Dan een lang pad, met uitzicht over daken, een bemost muurtje en een politiebureau met niets vermoedende poortwachters. Aan het einde weer een poortje weer een deur. Achterdeuren zijn niet zo direct als een voordeur. Ze zitten verstopt achter deuren, leiden door persoonlijke gebieden en soms smalle stegen.

Anderen binnen laten via de achterdeur
Karl Ove Knausgard, de Noorse schrijver van de bestsellers Vader, Zoon en Liefde, laat ons ook zijn leven binnen via de achterdeur. Hij schrijft precies op hoe zijn leven is. Alle onbenullige en genante details. Hij houdt ons geen strakke voordeur voor, nee hij laat precies zien hoe het is om een dominante vader en een emotionele vrouw te hebben en om een gesloten en sombere man te zijn.
En ook al looft de hele wereld hem nu, hij haatte het toen hij het opschreef. Hij haatte elk woord. ‘Is dit literatuur? Gewoon een beetje over mijn eigen leven schrijven?’ vroeg zijn poortwachter.
Maar hij had zichzelf voorgenomen om elke dag vijf pagina’s te schrijven, wat er ook uit kwam.
En die methode is een geweldige manier om de achterdeur te vinden. Gewoon met jezelf afspreken dat je elke dag gaat schrijven, onafhankelijk wat je poortwachter er van vindt.

En daarvoor hoef je geen hoogstandjes uit te voeren. Geen belangrijke literaire wetten te kennen. Je mag met half open ogen schrijven. Karl Ove schrijft: je stelt jezelf een doel, en dan schrijf je jezelf er slapend naar toe. Stephen King zegt: schrijven is een creatieve slaap.

Neem jezelf voor dat je gaat en blijft schrijven, wat de stemmen in je hoofd ook zeggen. En hang dan een beetje achterover, siƫsta-schrijven noem ik dat ook wel. Schrijf een beetje dommelend. Met half open ogen. Je werk hoeft niet goed te zijn, het hoeft nergens heen te gaan, vertrouw op wat komt.
Ga niet op zoek naar de inspiratie, maar zorg dat je zo ontspannen bent, dat de inspiratie jou kan vinden. Probeer geen goede schrijver, of iemand anders te zijn. Schrijf als jezelf. Weet wat werkt voor jou.

Maak van je troep antiek
Het helpt om aan een stuk door te schrijven. Dat is eng, want vaak raken we halverwege de controle kwijt, zeggen we dingen die we nog nooit aan iemand hebben verteld, komt er opeens een geheel onverwachte en soms wat genante herinnering op. Dat gebeurde mij ook vaak tijdens het schrijven mijn nieuwe boek ‘Op water drijf je.’ Pijnlijke herinneringen kwamen op. ‘Wil je dit delen met de buitenwereld? Is dat schrijven? Is dit goed?’ vroeg een poortwachter, die de achterdeur heeft kunnen vinden.

Maar toch ben ik doorgegaan, want ook al was het troep, het was wel mijn troep. Mijn achterdeur.
Ik ben het een beetje als een Franse brocante gaan zien. Als een rommelmarkt. Waar ik af en toe kom en denk: hemel wat een troep! Totdat ik de prijskaartjes zie. En dan weet, dit is geen troep, dit is antiek. Merk je eigen troep als antiek. Stal t uit. Verberg t niet. We hebben allemaal rommelige achterkanten. En daar zit het leven, daar zit het schrijven.

Vind je eigen achterdeur. Laat je niet afleiden door de poortwachters. Ontdek wat voor jou helpt. Neem het schrijven niet te serieus. En schrijf door je eigen troep heen. Zo vind je je eigen stem, je eigen verhaal, je eigen leven.