maandag 1 augustus 2016

Verbindend schrijven



Deze tekst heb ik geschreven als introductie op de meditatieve schrijfweek in ItaliĆ«. 

Schrijven om te verbinden
De afgelopen tijd ben ik in de wereld van de hersenen gedoken. Of eigenlijk; de hersenen en de filosofie. Ik las het boek Hersenbeest van Marjan Slob. Hierin plaats Marjan Slob de nieuwste hersenonderzoeken in een filosofisch daglicht. 

Al lezende kwam ik op allerlei nieuwe gedachten over wat meditatief schrijven eigenlijk is en kan zijn. En het kernwoord daarbij is: netwerken. Wij zijn een netwerk. Een netwerk maakt verbindingen en meditatief schrijven zou je ook verbindend schrijven kunnen noemen. 

Hoofd in netwerken en gebieden
Je kan de hersenen op twee verschillende manieren bekijken, schrijft Marjan Slob in haar boek Hersenbeest. Je kan het zien als een netwerk, en als een verzameling gebieden.
Het model van de gebieden maakt van de hersenen een soort globe, schrijft ze, onderverdeeld in functionele continenten. Het brein wordt in gebiedjes onderverdeeld. En elk gebied heeft een andere functie. Je hebt de linker en de rechterhersenhelft. De hyppocampus, die zorgt dat we nieuwe herinneringen kunnen aanmaken en de Prefrontale cortex die ons helpt plannen.

Maar je kan de hersenen ook als een netwerk zien. Je kijkt dan niet naar de aparte gebieden, maar je focust op de manier waarop zij verbinding maken. Op de verschillende circuits die actief zijn in het hersengebied. Het lymbisch systeem is een voorbeeld van dat netwerk, het systeem bestaat uit verschillende gebieden dat voornamelijk emoties verwerkt. 

Bij het netwerk-denken kijk je niet naar de steden en provincies in ons hoofd, maar naar de wegen die hen verbinden. In feite zijn deze netwerken conceptueel gezien zo ongeveer de tegenpool van gebieden. Waar een gebied het per definitie moet hebben van zijn begrenzing en lokalisering, kenmerkt een circuit zich door verbondenheid en beweeglijkheid, schrijft Marjan.

Het een hoeft het ander niet uit te sluiten. Ons brein is en een verzameling gebieden, en een netwerk. 

We verbinden terwijl we schrijven
Als ik het over meditatief schrijven had, dacht ik vaak in een rechter- en linkerhersenhelft. En dat was en is een behulpzaam beeld. Maar een bevriende hersenwetenschapper zei laatst al tegen mij dat denken in twee hersenhelften ‘uit’ is, achterhaald.
Marjan Slob verheldert dat, door te zeggen dat je op twee manieren naar het brein kan kijken.  Zo kan je ook naar het schrijfproces kijken. Je kan zeggen: we kunnen schrijven vanuit de meer associatieve rechterhersenhelft en je kan schrijven vanuit de logische linkerhersenhelft.
Maar je kan dus ook zeggen: ik schrijf vanuit een netwerk. En dat voelt kloppend: want de kerntaak van een netwerk is verbinden. En dat is precies wat er gebeurt als ik schrijf: ik maak verbindingen die ik normaal niet kan maken. 

Al schrijvende verbind je een herinnering, die je bijna alweer vergeten was, met het uitzicht dat je hier hebt. Je verbindt een bepaalde muzieksoort met je hart. Je verbindt de ene persoon met de andere, omdat je al schrijvende ontdekt dat ze hetzelfde met je doen, terwijl die twee eigenlijk niet op elkaar lijken en elkaar ook niet kennen. Je begint te schrijven over coca cola en je eindigt bij je eerste hond. Dat is het wonderlijke van schrijven. 

Ik ben geen hersenwetenschapper. Maar ik weet wel dat hersenen nieuwe verbindingen kunnen maken, dat zo’n netwerk, in tegenstelling tot een gebied, dynamisch is. Zo kunnen al schrijvende dingen opeens op hun plek vallen. Dat voelt alsof er een nieuwe verbinding is gemaakt, en ik daarmee een gebied betreed, dat ik nog niet eerder had betreden. 

Ik geloof dat de pen als een geleider werkt. De pen focust je aandacht. Je kan een bepaalde gedachtestroom als het ware een tijdje blijven volgen. Je drijft op een kano mee. Je raakt niet zo snel afgeleid als wanneer je denkt. En als je praat, probeer je er toch al snel een logisch verhaal van te maken.

Maar als je schrijft, kan je afstemmen op zo’n stroompje uit je netwerk. Je maakt een reis langs verschillende onverwachte gebieden. Tegelijkertijd leg je het vast op papier. Je ziet als het ware een onzichtbare verbinding materialiseren. 

De kunst is dan wel om mee te durven stromen. Om de gang van je pen te vertrouwen. Dan helpt het om in een keer door te schrijven. Om niet te stoppen en te sturen. Maar om mee te surfen in dit netwerk, af en toe in een bepaald gebied te blijven hangen, en dan een verbinding te maken met een volgende. 

Er zijn meer verbindingen in de hersenen dan dat er sterren in ons sterrenstelsel zijn, schrijft Marjan. Dus er zijn oneindig veel manieren om verbindingen te maken en te volgen. Hoe al deze verbindingen werken is nog een groot mysterie. Sommige verbindingen zijn tijdelijk, andere zijn meer ingesleten patronen. Hoe en op welke manieren alle gebieden in onze hersenen worden verbonden, is dan ook nog lang niet in kaart gebracht. 

Ons lichaam ook gebieden en netwerken
Je kan ook op deze twee manieren naar het lichaam kan kijken. Je kan het lichaam als een verzameling gebieden zien. Hoofd, hart, buik en tenen.  Maar je kan je ook richten op het netwerk. Dan zie je weer hele andere dingen. Dan zie je de darm-hersen-as bijvoorbeeld. De zenuw via welke de  darmen en hersenen met elkaar communiceren. Je ziet de ruggengraat, die veelbaanssnelweg van zenuwen. 

Of zoals Marjan het zegt: hersenen zijn niet beperkt tot ons hoofd. Ze schrijft: ‘De zenuwkluwen die zo mooi opkrult onder onze schedel, loopt zonder duidelijke overgang door in onze ruggenmerg en vertakt zich van daaruit tot diep onder de navel, tot in het puntje van onze tenen, tot in onze vingertoppen. Al die zenuwen zijn gericht op informatie, die heen en weer flitst tussen hoofd, buik, vingers, tenen. Als je dat tot je door laat dringen, waarom zou je dan zeggen dat je hersenen in je hoofd zitten. Je zou ook kunnen stellen dat je hersenen in je lijf zitten. We voelen en denken met ons zenuwstelsel, en in ons hoofd is dat stelsel extra dik en dominant. Dat is alles.” 

En als we denken en voelen met ons zenuwstelsel, schrijven we ook met ons zenuwstelsel. We schrijven met ons hele lijf. 

Meditatief schrijven doen we het met hele lijf. Met de specifieke wijsheid van alle organen. Maar vooral: met het netwerk dat al die organen verbindt. Met ons levende, dynamische organisme. 

Taal kan voor vervreemding van ons organisme zorgen
Wij zijn een levend, natuurlijk organisme. Maar taal verwijdert ons vaak van dat gevoel, zegt Marjan, daarom voelen we ons vaak vreemd in deze wereld en in ons lijf. Alsof we geen deel zijn van de natuur, omdat we daarover na kunnen denken, woorden vervreemden ons van het natuurlijk organisme dat we zijn. 

Tijdens stilteretraites kan ik soms ook beter voelen wie ik ben. Ik ben niet alleen een denkend, woorden producerend wezen. Ik ben geen apart mensengebiedje. Ik ben deel van een veel groter netwerk. Ik voel me verbonden met bomen, wolken, water, stilte. Dat is het mooie van een netwerk- een netwerk is altijd groter dan een afgezonderd gebied. Je hangt ergens mee samen. 

Maar het aparte is, dat ik datzelfde kan ervaren als ik schrijf. Ook al gebruik ik dan woorden. Als we meditatief schrijven, verhouden we ons namelijk anders tot taal dan wanneer we praten, of wanneer we een rapport schrijven.
Ik geloof dat we als we onze ervaringen op een creatieve manier verwoorden, dus niet zozeer in logica, of in het direct benoemen van emoties, maar meer in beelden, in beeldspraken, in fantasie, in associatie, dat we dan een ander niveau van onszelf raken.

Het gebruik van een ander soort taal
Dat we niet schrijven; ik ben verdrietig en ik ben altijd een verdrietig persoon geweest.  Maar dat we schrijven; vandaag ben ik blauw van binnen, een naar binnen gekeerd blauw, als het keukenkastje van mijn oma vroeger, oud blauw. 

Dat woord ‘verdriet’  zorgt in mijn ogen namelijk voor de vervreemding. Zo’n woord is te beperkt, te abstract onze ongelooflijk complexe, kleurrijke binnenwereld. Niemand weet wat verdriet echt is. We denken dat we hetzelfde bedoelen als we zeggen ‘verdriet’, maar ieder heeft daar een eigen unieke ervaring bij, die niemand anders kan zien of voelen. Bedoelen we wel hetzelfde als we dat samenvattende woord ‘verdriet’ noemen?  

Ik zie bij Kamal, mijn dochtertje, dat zij zoekt naar woorden voor haar emoties. Maar haar woordenschat is nog niet erg groot. Als ze iets niet mag wat ze wel graag wil, dan slaat ze haar armen over elkaar en zegt ze: ‘Nou, ik ben moe.’  En dan kijkt ze heel boos.
Of als er iets is, ik weet soms niet wat, ze mist bijvoorbeeld iemand, dan kan ze zomaar zeggen: ‘Ik ben ziek.’ En dan kijkt ze heel verdrietig.
Kamal weet dat ziek en moe niet zo leuk zijn, dus gebruikt ze dat nu voor haar staat van zijn. Later als haar woordenschat gegroeid is, noemt ze het verdriet, of woede, of gemis. 

Maar dat blijven natuurlijk allemaal  abstracties. Want hoe weten we of dat woord echt bij ons gevoel past? Bij meditatief schrijven gaan we weer terug naar dat kind dat nog geen concepten en woorden heeft voor al die gevoelens. En proberen we ze niet in 1 woord te vangen. Niet dat er iets mis is met die woorden trouwens, ze zijn nodig voor de communicatie met anderen en helpen ook om onszelf beter te begrijpen en verwoorden. Maar ze scheppen ook een bepaalde afstand met wat er daadwerkelijk gevoeld of gedacht wordt, ze abstraheren. 
 
We gaan terug naar de daadwerkelijke ervaring in meditatie. Welke gedachten zijn er nu in mijn hoofd? Hoe klopt mijn hart? Hoe voelt mijn buik? We nemen waar en springen niet meteen naar een woord als ‘verdriet’. We zoeken naar andere taal om de staat in ons netwerk te beschrijven. We kunnen ons hoofd als een snelweg  beschrijven, of als een kronkelweg. Ons hart als een put of een piano. Onze buik als een kookpot of een drooggevallen zandplaat. We gebruiken beelden buiten ons. Iedereen weet wat een snelweg is. Of hoe een drooggevallen zandplaat ruikt. Nu krijgt zowel de schrijver als de lezer een plaatje bij dat verdriet, een geur, een gevoel. Het wordt tastbaarder, levendiger.
Vroeger noemde ik dit dus taalgebruik uit de rechterhersenhelft. Het is associatief en beeldend. Meer gericht op de ervaring in het hier en nu, en niet zozeer op het geconstrueerde, logische beeld van onszelf.
Maar je kan het dus ook zien als woorden die uit een netwerk. Uit een netwerk van hersenen door ons hele lijf. Een paar woorden uit je hart, een zin uit je buik, een beeld uit je tenen. Zo schrijf je je ervaring compleet. En misschien haal je ook wel informatie uit een netwerk dat groter is dan jouw lichaam, dat contact heeft met de wereld om je heen, met het hele universum. 

We verbinden verschillende kanten van onszelf terwijl we schrijven. We tappen in op een uniek netwerk en zoeken naar woorden die bij ons op dat moment passen. We focussen op dat wat verbindt en niet op dat begrenst. Laat de woorden stromen door je bloed.